Dendermonde – Zoals we weten uit de Ros Beiaardlegende, gehoorzaamt het machtige Ros Beiaard enkel en alleen aan Reynout, de sterkste van de Vier Heemskinderen. Toch loopt er sinds de negentiende eeuw tijdens de ommegang traditioneel een begeleider voor het paard uit. De rood-witte nar gaat dansend en springend het Ros Beiaard vooraf en is sinds 1914 gekend onder de naam Kalleke Step. Het is Walter De Smet die deze rol nu zondag al voor de tweede keer op zich zal nemen.
“De eerste keer was in 2000. Kalleke Step moet traditioneel uit de turnvereniging van Sint-Joris komen, waar ik toen lid van was. Ik turn niet meer, maar omdat ik vorige keer al Kalleke Step was, heb ik nu het voorrecht het opnieuw te doen.” De turnvereniging Sint-Joris bestaat tegenwoordig niet meer, en is ondertussen opgegaan in GymMax.
Wat is nu eigenlijk de rol van Kalleke Step? “Ik ben de begeleider, de menner van het Ros Beiaard, ik houd de teugels van het paard vast.” Uiteraard zal Walter het paard niet echt mennen, wél is hij steeds in overleg met de gildedeken van de pijnders. Telkens die zegt dat het Paard zal steigeren, gaat Walter op zijn handen staan. Als Kalleke Step op handen staan en lopen, dat is geen probleem voor Walter, die het al van zijn zesde kan en het sindsdien nog steeds niet verleerd is. Maar wat moet je nog kunnen om een waardige begeleider van het Ros Beiaard te zijn? “Het is niet de bedoeling om te gaan keurturnen, maar vooral dat je je inleeft in de rol”, vertelt Walter.
Trainen
Zelfs al is de rol het belangrijkste, het fysieke aspect is zeker niet te onderschatten. Al van voor de winter is Walter dan ook aan het trainen voor de loodzware ommegang. “Gisteren heb ik de ultieme training gedaan: 8 kilometer huppelen. Het parcours is zo’n vijf kilometer lang, maar aangezien ik veel over en weer loop, moet het zo’n acht kilometer zijn voor mij. Het huppelen is vooral zwaar voor de beenspieren en de knieën.”
Hoe zwaar de ommegang voor Walter wordt, hangt in grote mate af van het weer. Toen het tien jaar geleden zo regende en stormde, herinnert Walter zich, was hij misschien wel een van de weinigen die niet al te veel last had van het rotweer. Omdat hij constant bezig was, bleef zijn lichaam op temperatuur. “Maar als het nu zondag 30 graden zou zijn…”