Dendermonde – Jo Vermeir kende bij de Ros Beiaardommegang van 2000 zijn vuurdoop als wagenbouwer, toen nog onder de hoede van leermeester Fons Van Ransbeeck. Tien jaar en enkele Katuiten later maakt hij zich nu op voor het nieuwe grote werk. Editie zocht Jo Vermeir op, in wat de komende maanden, zijn territorium zal worden.
Op 24 november stelt intendant Franki Hervent zijn scenario voor aan het Ros Beiaardcomité. Eind november zal Jo Vermeir kunnen starten met de creatie van de wagens die de voorwacht zullen vormen voor het fiere Ros en zijn Vierheemskinderen. Sinds Vermeir vorig jaar de overstap maakte van de uitvoeringsdienst van de Stad naar het Ros Beiaardcomité zat hij nog niet stil. “Eerst waren er nog de voorbereiding van Katuit”, vertelt hij. “Daarna ben ik op zoek gegaan naar een loods om de wagens te kunnen bouwen. Eens deze gevonden, ben ik gestart met de afbraak van de resterende wagens en de verhuis van de Kazerne naar de loods. Nu deze achter de rug is, kan ik starten met de voorbereidingen van de wagenbouw”.
“Je moet het in je vingers hebben”
De praalwagens in de Dendermondse ommegangen zijn echte pronkstukken, met oog voor realistische verhoudingen, detail en met het nodige effect- en showgehalte. “Ik heb de techniek voor het bouwen van de wagens enorm zien evolueren”, vertelt Vermeir. “De techniek staat niet stil, denk maar aan het gebruik van licht op de wagens. Vroeger deden we dit met autolampen van 12 volt. Nu gebruiken we lampen die werken op 220 volt. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor de stroomvoorzieningen op elke wagen.
“Het bouwen van die wagens lijkt dus meer dan ‘gewoon wat schrijnwerkerij’. Vermeir bevestigt: “Op het schilderen na, doen we alles zelf. Hoewel, de grondlaag zetten we wel nog, maar de afwerking is echt voor een schilder. Het uitdenken, ontwerpen, snijden, monteren, leggen van de effecten en de nodige elektriciteit doen we allemaal zelf.” De job van Jo Vermeir lijkt een stiel die niet voor iedereen is weggelegd. “Je moet het echt in je vingers hebben”, zegt Vermeir.
“Bovendien moet je er ook echt voor leven”, gaat hij verder. “Dit is geen gewone nine to five job. Ik ben er nagenoeg constant mee bezig en lig er soms wakker van”.
Ooit zelf de Ommegang eens zien
Vermeir droomt er van om de Ommegang na zijn pensioen nog één keer te kunnen zien. “Wij zien de stoet niet”, vertelt hij. “Dat is met Katuit zo en bij de Ros Beiaardommegang zeker.” De dag van de Ommegang is een helse dag voor mij en zou ik liever overslaan”, vertelt hij.
“Mijn collega’s weten dat ook, ik loop dan echt op de toppen van mijn tenen. Er mag niets fout lopen hé?”. Dé Grote Dag begint voor Jo dan ook al héél vroeg. “Als we al niet doorgedaan hebben met de laatste hand aan de wagens, starten we om zes uur. Alle wagens moeten van de loods naar de Noordlaan gebracht worden. We moeten hiervoor onder de spoorwegbrug aan de Mechelsesteenweg. Dit kan problemen geven. Sommige wagens moeten we in stukken vervoeren en kunnen we op de Noordlaan pas echt monteren”, zegt hij. “Daarna moeten alle attributen op de wagens, moeten we alle effecten nog een laatste keer testen. Niets mag aan het toeval overgelaten worden. Wanneer het Ros Beiaard als laatste dan vertrokken is, hebben we hooguit een uurtje om even te ademen, daarna brengen we alles in gereedheid in de Kazerne, voor de wagens die al terugkeren.”
“Al die complimentjes en felicitaties, daar doe je het voor!”
Jo Vermeir maakt allemaal nieuwe wagens voor de Ros Beiaardommegang. Je zal geen enkele wagen zien verschijnen van de voorbije jaren, op de drie traditionele wagens ’t Schipke, ’t Verdronken Paard en de Walvis na. Dit wil ook zeggen dat na iedere ommegang een afbraak volgt. “Een totale afbraak gebeurt vlak voor een nieuwe ommegang. Sommige wagens keren de volgende tien jaar eens uur terug in Katuit”, vertelt Vermeir. Toch moet hij uiteindelijk vroeg of laat zijn eigen werk opnieuw afbreken. “Dat is de job, we maken iets en daarna breken we het weer af. Het enige wat nog overschiet van de laatste tien jaar is het Atomium, van de Katuit van vorig jaar. Dat vind ik persoonlijk mijn knapste werk ooit. Het zou niet misstaan in iemands tuin. Ikzelf heb er helaas geen plaats voor”, zegt Vermeir met spijt in de ogen. “De intendant wou het nog wat bewaren om te verkopen, maar we zijn er niet vanaf geraakt”.
Uiteindelijk zijn op 30 mei alle ogen vooral gericht op dat Ros Beiaard. Toch zijn het de praalwagens die de ommegang tot een echte ommegang maken. “Als mensen je achteraf komen feliciteren met de prachtige stoet, dan ben ik die ellendige dag snel weer vergeten”, glimlacht Jo Vermeir. “Al die complimentjes en felicitaties, daar doe je het uiteindelijk voor!”